[200-3] Op de jaarvergadering van 27 april 1963 in de Grote Sociëteit te Zwolle verschenen twee nieuwe leden die heel wat op hun lever hadden:
- meer één type Drent fokken
- meer avonden organiseren met lezingen over onder andere erfelijkheidsleer.
- een verandering van de beoordeling van de honden op veldwedstrijden.
- aansporen van leden en fokkers om andere hondenkennels te bezoeken
- uitgeven van een eigen clubblad
[200-3] De voorzitter vond het een loffelijk streven om te streven naar de ‘ideale’ Drent, maar hij vond het moeilijk om fokkers voor te schrijven met welke reu moest worden gefokt. Hij was van mening dat men de mensen niet kon dwingen uitsluitend te fokken met honden die zijn ingeschreven in het NHSB.
[200-3] Het uitgeven van een clubblad leek het bestuur nutteloos omdat het het huns inziens bijzonder moeilijk zou zijn om telkens de kopij daarvoor bij elkaar te krijgen. Bovendien werden berichten van de vereniging van tijd tot tijd gepubliceerd in de de bladen Hondenwereld en De Nederlandse Jager.
[200-3] In het organiseren van meer bijeenkomsten zag men geen heil. De vergaderingen werden over het algemeen zeer matig bezocht en dan meestal door dezelfde personen. Er was dikwijls moeite gedaan om de Drentsche boeren te stimuleren tot tentoonstellingsbezoek, echter zonder succes. Velen waren weliswaar lid van de vereniging, maar men zag ze nooit. De vergadering besloot tot een jaarlijks mededelingenblad voor het vermelden van bijzonderheden zoals nesten, overzicht van gebruikshondenproeven, veldwedstrijden e.d.
[200-4] De nieuwe leden merkten verder op dat was gefokt met een teef die erg schuw was. Zij vonden het de taak van het bestuur ervoor te zorgen dat deze hond werd uitgeschakeld voor de fokkerij, desnoods door de stamboom in te trekken.
De heer Booij in zijn boek…: “Deze nieuwe leden hadden duidelijk een andere mentatliteit dan de leden die tot dan toe de vergaderingen bezochten. Ook begrepen zij kennelijk nog niets van de instelling van de Drentenbezitters en waren zij grotendeels onkundig wat betreft de voorgeschiedenis van de Drentsche Patrijshond en de vereniging.”
Het bestuur antwoordde het beslist niet gewenst te vinden om een bepaalde hond onder dwang voor de fokkerij uit te schakelen, omdat dit zeker vijandigheid onder de leden zou kweken.