De Kommissie voor Heupdysplasieonderzoek bij de Hond heeft vastgesteld dat de tijd voor aanpassingen in zowel de uitvoering als ook het beleid met betrekking tot de bestrijding van heupdysplasie is aangebroken.
De commissie gaf een met een eindoordeel aan welke HD-kwalificatie op een hond van toepassing was en geeft aan of het – in verband met de overerving van heupdysplasie- ontraden moet worden om een bepaald die te gebruiken in de fokkerij. Uitdrukkelijk is altijd gezegd dat dit fokadvies alleen betrekking heeft op de selectie op heupdysplasie. Deze selectie is slechts een onderdeel van de fokkerij en in welke mate dat fokadvies moet worden in een totaal selectieprogramma voor verbetering van het ras is een zaak waarover de HD-commissie zich niet bevoegd acht te oordelen. Dit is een zaak van de kenners van het ras.
Op basis van onderzoek en literatuuronderzoek werd geconcludeerd dat heupdysplasie poly-genetisch overerft en een kwantitatief verschijningsbeeld vertoont. Dit betekent dat er veel genen een rol spelen bij de overerving. Daarnaast is ook het milieu – invloeden van buitenaf – van grote invloed op de ontwikkeling van het heupgewricht. Daardoor kunnen zich in het uiterlijk verschijningsbeeld (fenotype) allerlei overgangsvormen voordoen; de grenzen tussen de verschillende HD-rubrieken zijn niet scherp; heupdysplasie is geen zwart-wit-kwestie.
De bestrijding is allerminst eenvoudig. Bij een polygenetische overervende eigenschap moet worden geselecteerd in de populatie. Selectie op grond van de gegevens van één hond is niet mogelijk. Ook de gegevens van fokpartners en verwanten dienen in aanmerking te worden genomen en het geheel dient te worden bezien tegen de achtergrond van de stand van het gehele ras. Op grond van deze gedachte vindt de commissie het niet langer verantwoord een fokadvies te koppelen aaan de beoordelingsuitslag van één hond en zal daarom in de toekomst dit fokadvies niet meer uitbrengen. Aldus mw. drs. J.H.C. Brooymans-Schallenberg namens de HD-commissie.